Ontstaan

Biografische schets

Sicco Roelf Herman Steendam werd 1957 in Enschede geboren. Zijn vader bespeelde onder meer het orgel van de Lasonderkerk en was landelijke- en districtsbestuurder van de toenmalige Gereformeerde Organisten Vereniging. Zo maakte de jonge Sicco al vroeg kennis met het fenomeen ‘orgel’. Het Van Dam-orgel in Grote Kerk (1892) van zijn woonplaats, waar vader en zoon Steendam geregeld concerten bijwoonden, maakte een overweldigende indruk op de jonge Sicco en het brede klankidioom van dit instrument werd uiteindelijk het baken waar hij later als orgelmaker op zou gaan sturen. Hij vroeg zich af waarom dit mooier klonk dan de toenmalige nieuwbouwinstrumenten. Sicco zag voor zichzelf als zevenjarige maar één beroep, dat van orgelmaker. Om binnen dat vakterrein goed beslagen ten ijs te kunnen komen, doorliep hij op advies van de lokale orgelmaker Vierdag achtereenvolgens de lts-richtingen hout, metaal en electro. Daarna trad hij in dienst bij Vierdag, waar hij belast werd met houtbewerking en voorintonatie. Na het faillissement van Vierdag trad Steendam in dienst bij (destijds) het oudste Nederlandse orgelmakersbedrijf, dat van de Gebr. Vermeulen (Weert), waar hij pijpwerk restaureerde en stemwerk verrichtte. Vervolgens ging hij werken bij Mense Ruiter (Zuidwolde[Gr]), waar zijn taken bestonden uit stemwerk en de (voor)intonatie.

Een eigen bedrijf

Op 2 januari 1986 startte Steendam zijn eigen bedrijf, eerst in Warffum, maar nog hetzelfde jaar betrok hij in Roodeschool aan de Westerdijkstraat 21 een veel riantere ruimte. Op deze locatie is hij nog steeds werkzaam, al is de werkplaats in 2002 fors vergroot en zijn in de tussentijd een aantal aanpandige opslagplaatsen in eigendom verworven. In deze opslagplaats liggen een aantal waardevolle orgels en een forse hoeveelheid pijpwerk, windladen, balgen en andere onderdelen te wachten op nieuwe bestemmingen. Eén van Steendams eerste initiatieven was de oprichting van een ‘orgelbank’, die tot doel had te bemiddelen tussen kerken die om welke reden dan ook hun orgel wilden verkopen en kerken die op verantwoorde wijze een gebruikt instrument wilden aanschaffen.

Inspiratiebron

Op aanraden van orgeladviseur Klaas Bolt (1927-1990) ging Steendam zich al snel verdiepen in het werk van de negentiende eeuwse Utrechtse orgelmakers Witte. Bolt constateerde dat intussen een aantal historische orgels was gekopieerd, hetgeen onze kennis van de ‘oude’ orgelbouw had verrijkt, maar dat de negentiende eeuw daarbij tot dat moment was overgeslagen. Hij raadde Steendam aan om eens een Witte-orgel te kopiëren. Na de nodige research viel de keuze op het uit 1855 daterende Witte-orgel van de Protestantse Pelgrimskerk te Rotterdam-Delfshaven. Steendam bouwde dit instrument twee maal na, de eerste maal voor de Gereformeerde kerk van Opeinde (1989) en een jaar later voor de Gereformeerde Bentinckslaankerk in Hoogeveen. Bij het orgel van Opeinde werd gebruik gemaakt van aan Witte-mensuur aangepast negentiende eeuws pijpwerk, het instrument van Hoogeveen was geheel nieuw. Helaas heeft Bolt door zijn vroegtijdig overlijden onze Witte-kopieën niet meer kunnen beluisteren. Het werk van Witte is tot op de dag van vandaag een inspiratie gebleven.

Toch schuwt Steendam ook andere richtingen niet. Zo werd in 1993 een nieuw orgel vervaardigd voor de Vrijgemaakt Gereformeerde Ichtuskerk in Rotterdam. Bij dit instrument heeft de Hollandse orgelbouw uit de 17e en 18e eeuw als voorbeeld gestaan. Als logische vervolgstap ontstond een volgend project, een nieuw orgel voor de Oud Gereformeerde Gemeente in Ede, waarvoor het werk van de Amsterdamse orgelmaker Müller (eerste helft 18e eeuw) model stond. Dit instrument werd 1999 afgeleverd.Naast werk in Nederland werkt Steendam ook veel in Noorwegen. Werd hij aanvankelijk vooral door daar werkzame Nederlandse organisten aangetrokken, momenteel krijgt hij ook opdrachten van Noorse adviseurs. Kroon op het Noorse werk is het hoofdorgel van Sogndal Kirkje. De betrokken adviseur Kristen Øgaard constateerde, net als Steendam hier, dat toch erg veel materiaal weggegooid werd dat als waardevol moet worden beschouwd. Veel werk van de Noorse orgelmakers Olsen & Jørgensen (rond 1900) is gesloopt. Voor wat betreft de kwaliteit van de laden en de mechanieken kon Steendam zich daar in vinden, echter dat ook het waardevolle pijpwerk verdween, stoorde hem. Øgaard ontwierp samen met Steendam ten behoeve van Sogndal Kirke een drie-klaviers orgel met 40 registers. Het pijpwerk is bijna integraal afkomstig van verdwenen Olsen & Jørgensen-orgels. De nieuwe kast is uitgevoerd in de stijl van het kerkinterieur: neogotiek.

Naast nieuwbouw heeft Steendam ook restauraties uitgevoerd. Bij de restauratie van enkele instrumenten van niet-Nederlandse oorsprong was het noodzakelijk om zich te verdiepen in een soms volkomen afwijkend klankbeeld. Toen het ten behoeve van de Leidse Pieterskerk aangekochte Hill-orgel (1883) zijn afronding naderde, werd een reis naar Engeland ondernomen en ging Steendam daar instrumenten van Thomas Hill beluisteren. Hetzelfde gold voor de restauratie van het Strobel-orgel in Haarlem. Samen met adviseur Hans van Nieuwkoop bezocht Steendam Strobel-orgels in de voormalige DDR.

Steendam stemt en herstelt tijdens zijn vakanties als vrijwilliger orgels van Lutherse kerken in Roemenië.